
HEMA-directeur Adolf de Vries en de belofte aan zijn vrouw Marie Stern
“Ik beloof je, jij woont nog een keer in een “Herenhuis”. Dat was de belofte van mijn opa Adolf de Vries toen hij met mijn grootmoeder Marie Stern trouwde. Vanwaar die belofte? Mijn opa was van uiterst simpele komaf. Het ‘Herenhuis’ dat hij zijn geliefde beloofde was ook voor hem een droom die hij met hard werken waar wilde maken.
Studeren lag bij de familie de Vries niet in de lijn der verwachting, al was het alleen al om het feit dat zijn ouders geen geld hadden om zo’n studie te bekostigen. Direct na de lagere school begon mijn opa als magazijnbediende bij de Bijenkorf en vulde dagelijks de winkelvoorraad aan.
Hij was een ambitieuze jongen en gebruikte zijn spaarzame vrije tijd voor zelfstudie. Met een enorm doorzettingsvermogen en door hard te werken viel hij op bij de directie van de Bijenkorf. Langzaam maar zeker maakte hij carrière binnen het bedrijf. Heel modern werd opa zelfs naar Duitsland op stage gestuurd ter verkrijging van meer algemene ontwikkeling. Zijn eerste mooie functie was die van ‘assistent inkoper’ en werd verantwoordelijk voor fournituren, linten en parfumerie. Weer later maakte hij promotie en werd hij ‘algemeen personeelschef’. Zijn zakelijk inzicht was uiteindelijk de reden waarom hem gevraagd werd door de directie van de Bijenkorf een nieuw bedrijf te starten. Opa ging op studiereis naar de VS en Engeland om te onderzoeken wat daar een succes was. Het werd de Hollandsche Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam, ofwel de HEMA. Alle artikelen werden verkocht tegen eenheidsprijzen van 25 of 50 cent. Op 26 april 1926 werd hij er officieel aangesteld als directeur. De eerste HEMA-vestiging werd door opa feestelijk geopend op 4 november van dat jaar in de Kalverstraat op nummer 170.
Berlijn-Express
Als directeur van de HEMA werd het financieel mogelijk op zoek te gaan naar het herenhuis dat hij zijn vrouw beloofd had. Hij had alles voor haar over en wilde haar alles geven wat haar hart begeerde. Oma Marie was een vrouw die, net zoals vele vrouwen van haar generatie, een bescheiden rol vervulde, waarbij de carrière van haar man voorop stond. Op dat moment woonden opa Adolf, oma Marie en de kinderen Fransje, Max en Annie op een etage in de Albrecht Dürerstraat. Ze hadden het naar hun zin in Amsterdam-Zuid en gingen op zoek naar een huis in dezelfde buurt. Op 11 juni 1935 betrokken ze met hun twee dochters en twee geüniformeerde dienstbodes hun droomhuis aan de Stadionweg 28, in een rij woningen die in die tijd nog uitkeken op weilanden. De Stadionbuurt werd gebouwd in het kader van de Olympische Spelen van 1928. Men begon met bouwen vanaf het Olympisch stadion. Stadionweg 28 kwam net iets later gereed in 1930. Vanaf 1933 kwamen steeds meer Duits-Joodse vluchtelingen in de buurt wonen. Om de hoek was de Beethovenstraat. De bijnaam van deze straat was in die tijd dan ook de Brede Jodenstraat; de tram naar de Beethovenstraat, lijn 24, had de bijnaam “Berlijn-Express”.
Je kwam binnen in een vestibule, die aansloot op een lange smalle gang en die eindigde in de keuken. En dan had je een prachtige woonkamer en suite waar donkere gordijnen hingen en waar een donkere lambrisering was. En die grote crapauds: alles was op maat gemaakt! Er hingen ook mooie schilderijen van kleine meesters die mijn opa door de jaren heen verzameld had. Er was een Bruynzeelkeuken. Naast de slaapkamer op de eerste etage was een walk-in closet. Daarnaast bevond zich de werkkamer van mijn opa, door mijn oma gekscherend de ‘herenkamer’ genoemd. Daar zat opa altijd achter een knots van een bureau met zijn eeuwige sigaar. Op zondag las hij daar altijd de post met de omzetrapportage van de afgelopen week, die op zaterdag door de filialen per expres werden verstuurd. Oma wist nog te vertellen dat de stemming op zondag door de omzet werd bepaald!
Bedrijfsfilm

Er was ook nog een tweede etage, waar de twee dochters riante slaapkamers hadden. De twee dienstbodes woonden daar ook. Vanzelfsprekend was er een tweede badkamer.
Opa genoot van zijn werk en van het aanzien dat hij genoot: hij werkte hard, was altijd tot in de puntjes gekleed en had een chauffeur. Naar zijn medewerkers was hij veeleisend maar ook buitengewoon sociaal. Medewerkers die hun werk niet goed deden konden vertrekken. Aan de andere kant, als iemand thuis problemen had kon zo iemand op zijn persoonlijke steun en hulp rekenen. Zijn stijl van leidinggeven was vooruitstrevend, zo liet hij vlak voor de oorlog een film maken over het bedrijf voor de circa 2.000 personeelsleden, wat je moest doen, vooral wat je niet mocht vergeten en wat je moest laten. Hij zorgde dat er een pensioenfonds kwam en een sportvereniging. Zijn spreuk: ‘Het geheim van het succes ligt daarin de gewone dagelijkse dingen ongewoon goed te doen’ heeft de oorlog ruimschoots overleefd bij het HEMA-concern en is nog te zien op de wand in het huidige hoofdkantoor. In zijn zakelijke contacten was mijn opa zeer ‘leveranciers trouw’. Zo liet ook het bordje in de lift van het HEMA-hoofdkantoor ‘Onze leveranciers hebben ons nodig maar wij ook onze leveranciers’ duidelijk zien hoe hij over de zaken dacht. Het feit dat hij besloot de aannemer die de eerste HEMA bouwde in de gelegenheid te stellen alle HEMA-vestigingen te bouwen of te verbouwen zou grote invloed op z’n leven krijgen.
De band van mijn opa met de eigenaren van de HEMA; de heren Arthur Isaac en Leo Meijer, was uitstekend. Zo besloten de drie families aan het begin van de oorlog samen een boot te kopen die in IJmuiden lag om naar Engeland te vluchten. Aanstaande schoonzoon Jacob de Vries werd niet gevraagd mee te gaan. Annie was al erg verliefd op deze man die mijn vader zou worden en was in diepe droefenis toen bleek dat ze niet samen weg konden.
Het gezin de Vries vertrok richting IJmuiden. Er schijnt zoveel haast te zijn geweest om te vertrekken dat mijn opa zich niet meer kon scheren. Tijdens de rit naar IJmuiden meldde hij de familie dat hij niet ongeschoren aan boord kon gaan en dat hij eerst in IJmuiden naar de kapper wilde om zich te laten scheren. Zo geschiedde en terwijl de families Isaac en Meijer wachtten op de familie De Vries werd er op de haven een bombardement door de Duitsers uitgevoerd en moest de boot de haven verlaten zonder mijn grootouders, moeder en tante. Voor mijn moeder, in haar belevening “een geluk bij een ongeluk” omdat zij terug kon gaan naar haar grote liefde Jacob de Vries met wie zij tot zijn dood in 1996 zielsgelukkig getrouwd is gebleven. Dat gold overigens ook voor mijn oom en tante, ook zij bleven – tot ze door de dood werden gescheiden – gelukkig getrouwd. Beide huwelijken hadden dan ook een succesvolle huwelijksmakelaar: de HEMA.
Dein ist mein ganzer Herz

Mijn opa had ervoor gezorgd dat zijn beide dochters een baan bij de HEMA hadden gekregen. Op de afdeling inkoop werkten toen twee mannen die wel wat in de meisjes De Vries zagen. De ene was Paul Hertz, de inkoper en de ander was zijn assistent Jacob de Vries. Het begon allemaal met Paul Hertz, hij werd verliefd op Fransje. Ze trouwden in april 1938, ruim vóór de oorlog en werden onder begeleiding van motorpolitie naar het stadhuis gereden. De Telegraaf maakte er zelfs melding van met een prachtige foto van het bruidspaar met de tekst: “In de hoofdstad zijn gisteren in het huwelijk getreden mejuffrouw Fransje de Vries, dochter van den directeur der HEMA-magazijnen, en de heer Paul Hertz.” Met behulp van de medewerkers van de HEMA werd er voor het feest een revue in elkaar gezet waarin Annie de hoofdrol speelde. De bruidegom heette Hertz, vandaar dat de muziek van de revue werd gebaseerd op de operette van Fritz Löhner-Beda: “Dein ist mein ganzes Herz“.
Jacob de Vries moet gedacht hebben: “wat mijn baas kan, kan ik ook”, want hij werd verliefd op de andere dochter van de baas en trouwde in 1942 met haar. Jacob moest eerst de hand van zijn toekomstige vrouw gaan vragen en werd daartoe uitgenodigd in de Herenkamer op Stadionweg 28. Hoe anders was overigens de bruiloft van mijn moeder Annie vergeleken met die van haar zusje Fransje. Jacob en Annie trouwden onder moeilijke omstandigheden in de Hollandsche Schouwburg.
Lange tijd waren mijn grootouders in staat uit handen van de Duitsers te blijven. Zo kregen zij een Calmeijer Sperre. Calmeyer was een Duitse jurist die tijdens de Tweede Wereldoorlog als ambtenaar in Nederland werkte. Hij heeft tussen februari 1941 en september 1944 naar schatting ongeveer 3.700 mensen het leven gered door bezwaarschriften goed te keuren, waarin ze aangaven geen Jood te zijn. Ze kregen dan een sperre.
Onderduik
Half juni 1942 verlieten zij uiteindelijk Stadionweg 28. De Duisters vonden dat alle sporen van het gezin De Vries moesten worden uitgewist. Zo werd de naam van mijn moeder op de plaquette aan de muur van de HEMA in de Linnaeusstraat, ter gelegenheid van het metselen van de eerste steen, in de oorlog verwijderd. Door de hulp die mijn grootouders van veel medewerkers van de HEMA kregen, is het hen bespaard gebleven in een concentratiekamp terecht te komen. Er waren tijdens de onderduik tussen ouders en dochters sporadische contacten die, met gevaar voor eigen leven werden verzorgd door medewerkers van de HEMA.
Direct na de oorlog speelde de “huisaannemer” van de HEMA een bijzondere rol. Hij nam in afwachting van de terugkomst van mijn grootouders het huis Stadionweg 28 in beslag, zorgde voor een inrichting zodat mijn grootouders er weer konden terugkeren. Diezelfde aannemer zorgde er ook voor dat de twee dochters Annie en Fransje met hun echtgenoten Paul en Jacob, na de oorlog ook op de Stadionweg konden gaan wonen. Zo woonde de hele familie dicht bij elkaar en liepen vaak bij elkaar binnen.
Op Bevrijdingsdag is mijn opa met een fiets direct teruggegaan naar de centrale van de HEMA in de Ruysdaelstraat om te kijken hoe het bedrijf erbij stond. Hij wilde meteen weer aan het werk, maar hij kon de aansluiting met de naoorlogse HEMA niet meer vinden en ging vervroegd met pensioen.
Dat bleek niet het einde te zijn van de band van mijn familie met de HEMA. Schoonzoon Paul Hertz had wel voldoende veerkracht zich aan te passen aan de “nieuwe” HEMA en keerde er terug. Ook hij maakte promotie en werd uiteindelijk inkoopdirecteur en kreeg ook een chauffeur. Die chauffeur reed niet alleen mijn oom, maar bracht ook mijn oma dagelijks van de Stadionweg naar een door opa gekocht restaurant in de Kalverstraat, dat door haar, na het overlijden van haar man, uit plichtsbesef in stand werd gehouden. Lang na de dood van mijn opa reed er dus nog dagelijks een HEMA-chauffeur naar zijn “Herenhuis” aan de Stadionweg 28.
Stef de Vries
Eerder verschenen in 2018, de uitgave Joods Huizen, deel 4, Amphora Books ISBN 9789491363917