De oorlogsgeschiedenis van de Joodse familie Menko:
Mijn grootvader Adolf Menko was de twaalfde uit een gezin van veertien kinderen, afkomstig uit Stad Delden. De ouders van de veertien kinderen waren Abraham Nathan Menko (1844-1924) en Mietje Leek (1848-1918).
Vijf zonen kregen als tweede naam Abraham, vijf dochters als tweede naam Mietje. Adolf Menko was in 1916 getrouwd met Henderika Godfried uit Bedum, zij kregen twee kinderen: in 1917 Emilie Julie Jeanne (roepnaam Miep) en in 1920 zoon Siegfried Alfred (roepnaam Sieg). Miep Menko (1917-1976) was mijn moeder. Het gezin woonde in Enschede.
Sieg is met meer dan 100 andere jongens en mannen bij een razzia in de nacht van 13 op 14 september 1941 weggevoerd. De groep werd bijeengebracht in het gebouw van de hbs in Enschede en op 16 september naar Mauthausen gedeporteerd. Allen zijn binnen weken tot maanden om het leven gebracht. Adolf Menko, Henderika Menko-Godfried en dochter Miep kregen in november 1941 het doodbericht over hun zoon en broer Sieg. Bijna een jaar later, op vrijdag 2 oktober 1942, de dag waarop in heel Nederland razzia’s werden uitgevoerd – door Presser de ‘zwarte vrijdag’ genoemd – zijn zij ondergedoken. Zij waren tevoren door het verzet voor de komende razzia gewaarschuwd. Zo konden zij aan de vervolging ontkomen.
De derde uit het gezin van veertien, Salli Abraham, overleed voor de oorlog, in 1936. Zijn oudere broer Israël Abraham stierf midden in de oorlog, in 1943, een natuurlijke dood.
Alle andere broers en zusters van mijn grootvader Adolf zijn in de oorlog om het leven gebracht. Van hun huwelijkspartners heeft alleen Saartje Menko-Wijnberg door onderduik kunnen overleven. Vele kinderen van de veertien broers en zusters vonden eveneens de dood in concentratiekampen.
Na de oorlog, in 1948, trouwde mijn moeder met een ver familielid, Jacob Menko. Zo heette zij na de oorlog Miep Menko-Menko. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, in 1949 mijn broer Louis, in 1951 werd ik geboren.
Mijn grootouders van vaderszijde heb ik niet gekend: Louis Menko (1875) overleed op 9 april 1941 in Enschede, zijn vrouw Henriëtte Menko-Polak was al in 1936 overleden. Mijn vader Jacob heeft door onderduik in Enschede het leven kunnen behouden. Zijn zuster Rosette was met haar man Hijman Lezer (1908) en dochtertje Jetty (1937) ondergedoken in Roelofarendsveen. Bij een razzia moesten zij zich buiten verbergen en volgens overlevering is Rosette toen ziek geworden en gestorven, op 3 september 1944. Haar man en dochtertje overleefden de oorlog.
Het boek: een bewustwording
In Enschede heb ik een beschermde jeugd gehad. Wij woonden boven de winkel, de herenkledingzaak, die mijn vader na de oorlog weer had opgebouwd. Mijn moeder had in 1940 ‘als een van de laatste Joodse leerlingen die nog eindexamen mocht doen’ haar diploma hoofdvak piano gehaald op het conservatorium in Amsterdam. Na de oorlog gaf zij pianolessen. Mijn broer en ik gingen naar de lagere school en naar de middelbare school in Enschede. Wij hadden beiden muziekles, we speelden beiden voetbal. Op zondag gingen we naar Joodse les, in de synagoge. Na het gymnasium in Enschede ging ik geneeskunde studeren in Groningen.
We zagen familieleden, van mijn grootvaders zijde, van mijn grootmoeders zijde, we zagen de bijzondere mensen, bij wie mijn vader en moeder ondergedoken waren geweest. In huis waren er de stille getuigen van de ramp, die onze familie had getroffen. Portretten van mijn moeders broer Sieg, een portret van mijn vaders zuster Rosette. Er werd weinig over de oorlog gepraat.
Nu heb ik door het boek gezien, welke hevige geschiedenissen alle familieleden, die wij als kinderen zagen, beleefd hadden. Wij noemden volwassen familieleden ‘oom’ en ‘tante’, zoals tante Wies Eichenwald uit Neede, tante Miep van Gelder-Menko uit Hengelo en tante Miep Cohen-Wonder uit Israël. Zij waren allen nakomelingen van de veertien kinderen.
Tante Miep Cohen-Wonder was in de jaren 50 naar Israël geëmigreerd met haar man en vier kinderen. Mijn hele leven heb ik haar gekend. Pas nu besef ik, dat zij de enige overlevende was van haar gezin in Weesp: haar vader Levie Wonder, haar moeder Rosalie Wonder-Menko, haar zusters Kaatje (Rivka) en Jacoba en Amnon Kohn, de echtgenoot van Kaatje waren allen omgekomen. Op de foto, die gebruikt is voor het boekomslag staat Miep Wonder als kind, samen met haar zusters Kaatje (Rivka) en Jacoba en met hun neefje Nathan van Thijn. Miep Wonder en Nathan van Thijn overleefden de oorlog.
Amnon Kohn en zijn vrouw Kaatje (Rivka) Kohn-Wonder hebben gepoogd naar Zwitserland te ontkomen, maar zij werden in Frankrijk opgepakt en vanuit Drancy, bij Parijs, apart van elkaar, naar Auschwitz gedeporteerd. Amnon werd met andere mannen tussen 15 en 50 jaar in Cosel uit de trein gehaald om dwangarbeid te verrichten. Kaatje (Rivka) stierf op 7 november 1942 in Auschwitz, Amnon stierf in Buchenwald. Zijn overlijdensdatum is gesteld op 31 mei 1945, enkele weken nadat het kamp bevrijd was. Zoals later nog aan de orde komt werden na de oorlog overlijdensdata vaak in algemene zin bepaald als de laatste dag, waarop de betrokkenen nog in leven had kunnen zijn.
Miep werkte in de oorlog als verpleegster in het Nederlandsch-Israëlietisch Ziekenhuis aan de Nieuwe Keizersgracht in Amsterdam. Bij de razzia van 13 augustus 1943 heeft zij zich kunnen verbergen. Door hulp van dominee Bastiaan Jan Ader uit Nieuw Beerta heeft Miep kunnen onderduiken en kunnen overleven. Ook met haar sprak ik niet over de oorlog. Dat was een ongeschreven wet.
Genealogie: de familie Menko
De stamboomgegevens over de familie Menko zoals in mijn boek weergegeven berusten op het werk dat in de jaren rond 1960 werd verricht door Henri Max Corwin (1903-1962), op de aanvullende gegevens verzameld door Robert Dick Menko (1944-2019), op informatie uit openbare archieven (wiewaswie.nl, openarch.nl) en op voor mijn boek van familieleden verkregen gegevens. Een startpunt voor het beschrijven van deze stamboom is 8 augustus 1828. Toen trouwden in Hengelo Nathan Izak Menko met Mientje Menko. Zij waren neef en nicht van elkaar: hun vaders waren broers. Een van hun kinderen was mijn overgrootvader Abraham Nathan Menko (1844-1924), die getrouwd was met Mietje Leek (1848-1918). Zij waren de ouders van de veertien kinderen, van wie Adolf, de twaalfde uit het gezin, mijn grootvader was.
Abraham Nathan Menko had een neef van vaders kant, Nathan Jacob Menko, geboren op 5 september 1839. Hij werd de oprichter van de textielfabriek N.J. Menko in Enschede. Nathan Jacob was vader van Miljam Menko (1874-1930) en grootvader van Robert Dick Menko, die de herziene stamboom van de familie heeft samengesteld. De broer van Miljam, Sigmond (Sig) Menko (1877-1962) was textielfabrikant, voor de oorlog voorzitter van het Comité Duitsche Vluchtelingen en in de oorlog voorzitter van de Joodsche Raad in Enschede. Zijn schoonzoon Otto Hans Frank (1916), getrouwd met dochter Edith Menko, behoorde tot de meer dan honderd slachtoffers van de razzia van september 1941. Ook Otto Frank kwam in Mauthausen om het leven, op 2 december 1941.
Een van de broers van Abraham Nathan Menko (geboren in 1844) was Jacob Nathan Menko (geboren in 1841). Deze Jacob Nathan was grootvader van Jacob Jozeph (Jacques) Menko (1902), die twee broers en een zuster had, Bernhardt Julius (Ben), Joseph Nico (Jo) en Telza. Ook Ben (1906) werd na de razzia in september 1941 weggevoerd naar Mauthausen waar hij op 6 oktober 1941 om het leven kwam. Jacques, Telza, en Jo met zijn vrouw en dochtertje overleefden de oorlog door onderduik. In Enschede had dominee Leendert Overduin een spilfunctie in het verzet. Onverschrokken heeft hij, als spil van een heel netwerk, waarin ook de Joodsche Raad in Enschede was opgenomen, honderden het leven gered, door het onvermoeibaar regelen van onderduikplekken.
Abraham Nathan Menko had een neef van moeders kant, Jacob Levie Menko, geboren op 29 maart 1838. Jacob Levie was grootvader van Jacob Menko, op 13 februari 1912 geboren in Enschede, en van zijn zuster Rosette Berta, geboren op 10 maart 1914. Jacob Menko werd mijn vader, hij trouwde na de oorlog met zijn verre familielid Miep Menko, mijn moeder. Zo is de samenhang van de leden uit de familie Menko in de stamboom. Het onderling contact tussen de familieleden werd bepaald door de sociale laag waar de familieleden toe behoorden en door hun gedeelde geschiedenissen. De familie van Sigmond (Sig) Menko, de textielfabrikant, heb ik niet gekend. Over het leven van Sig Menko en zijn vrouw Emmy van Dam las ik onder meer ‘Alles zal reg kom. Oorlogsbrieven van Sig en Emmy Menko-van Dam, geschreven door hun aangetrouwde familielid Jan Magnus. Door het schrijven van mijn boek heb ik wel Robert Dick Menko ontmoet, die de stamboom heeft samengesteld, voortbouwend op het werk van Henri Max Corwin.
Overlijdensdata
De overlijdensdatum van een weggevoerd familielid heeft voor de nabestaanden bijzondere betekenis. Daarbij is het wrang om te beseffen, dat de overlijdensdata vaak geschat zijn. Bij de zogenoemde Cosel-transporten werden in Cosel, 80 kilometer voor Auschwitz, mannen tussen 15 en 50 jaar met geweld uit de trein gehaald om dwangarbeid te verrichten. Slechts weinigen van hen overleefden. Over deze transporten werd in oktober 1952 een rapport opgemaakt door het Nederlandse Rode Kruis. Als overlijdensdatum – als die niet met zekerheid vaststond – diende te worden aangemerkt ‘de dag, volgende op die, waarop het laatst van het bestaan van vermiste is gebleken, tenzij er aanwijzingen zijn, welke het overlijden op een later tijdstip of in een later tijdsvak waarschijnlijk maken, in welke gevallen het aan de hand van deze aanwijzingen bepaalde tijdstip, onderscheidenlijk de laatste dag van dit tijdsvak, als tijdstip van overlijden wordt aangemerkt’. Zo werd voor Amnon Kohn de overlijdensdatum gesteld op 31 mei 1945, voor Sam Goslinksi en zijn zoon Simon op 31 april 1943. Voor Eugen Heimann, echtgenoot van Judith Heimann-Menko berustte de opgegeven overlijdensdatum 31 maart 1944 op een ‘Von Amts wegen auf Grund Schlussfolgerungen allgemeiner Art fetstgezetstes Todesdatum’.
In een akte uit 1952 werd over Bernard Abraham Menko, een van de veertien kinderen, en zijn vrouw Rebecca Jacobs, beiden vermoord in Sobibor, meegewogen ‘dat niet is uitgemaakt, wie van de echtelieden Menko-Jacobs het eerst is overleden’ zodat zij ‘geacht moeten worden gelijktijdig te zijn overleden en geen overdracht van rechten van de een op de ander heeft plaatsgevonden’. Mijn oom Sieg werd in Mauthausen om het leven gebracht. In een brief van 12 juli 1946 deelde Het Nederlandsche Roode Kruis aan mijn moeder mee, dat haar broer “op 21-11-1941 te Mauthausen overleden is. Op de kartotheekkaart komt ook nog als overlijdensdatum – met een vraagteken – de datum 31.10.41 voor”. Formeel is nu de laatstgenoemde datum zijn overlijdendatum.
Gemengd gehuwd
Lion Abraham Menko, een van de veertien kinderen, was ondergedoken in Amsterdam, maar hij is na verraad gedeporteerd en om het leven gebracht. Zijn vrouw Saartje Menko-Wijnberg overleefde door onderduik. In het gezin waren drie kinderen geboren. De oudste uit het gezin, Alfred Menko, is met zijn vrouw Eva van Creveld in Sobibor om het leven gebracht, de jongste uit het gezin, Miep, heeft door onderduik kunnen overleven. De middelste van de drie kinderen was zoon Leo. Hij was ‘gemengd gehuwd’ met Nellie te Wit. De nazi-rassenwetten waren bizar en een ervan had het stempel gemengd gehuwd: Leo was Joods, Nellie was christelijk. Een gemengd huwelijk leverde enige bescherming op, maar er dreigde steeds deportatie. Ook Leo is gearresteerd in 1944 en weggevoerd naar Auschwitz. Dochtertje Lea (1941) was thuis, toen twee mannen haar vader meenamen. Haar broertje Fred, mijn naamgenoot, was pas enkele weken daarvoor geboren. Leo heeft op wonderbaarlijke manier verschillende kampen overleefd en is teruggekeerd naar zijn gezin. In de jaren 50 emigreerde het gezin naar Amerika. Door mijn boek heb ik Fred en zijn zuster Lea leren kennen, evenals Yvonne (Lynn), de zuster die na de oorlog is geboren. Brieven en foto’s uit deze tak van de familie zijn door naamgenoot Fred Menko en zijn zusters aan mij gestuurd, ten behoeve van mijn boek.
Na de oorlog
Het lijkt mij, dat de overlevenden na de oorlog alleen verder konden door hun ervaringen opzij te zetten: er was het leven voor de oorlog en het leven na de oorlog. De ramp, die zich had voltrokken kon nauwelijks in woorden worden uitgedrukt. Zo was het althans in het gezin, waar ik uit kom. Er waren de stille getuigen: portretten, brieven en diploma’s die bewaard waren. En we ontmoetten familieleden en de mensen, bij wie mijn ouders ondergedoken waren, meneer en mevrouw Ten Hoopen, meneer en mevrouw Van der Wal, dominee Lena Leignes Bakhoven en haar vriendin To Groothengel.
Na de oorlog was het wel aan de geredden zelf om hun leven weer vorm te geven. De naoorlogse bejegening van de overlevenden van de Sjoa was voor de schrijver Isaac Lipschits aanleiding om zijn boek hierover De kleine sjoa te noemen. Koel en bureaucratisch werden degenen die terugkeerden bejegend. Zo begon na de oorlog een langdurige strijd om geroofd bezit terug te krijgen.
Enschede werd op 1 april 1945 bevrijd. Na de oorlog bleek het oude huis van mijn grootouders aan de Bleekerstraat 57 bij een bombardement te zijn getroffen. Adolf Menko en zijn vrouw en dochter kwamen te wonen op de Prinsestraat 13, tegenover de synagoge. Adolf Menko zette de Machine- en Gereedschappenfabriek Tubantia voort. Dochter Miep, mijn moeder, plaatste op 8 mei 1945 weer een advertentie om pianolessen te geven. Op bijgaande foto staat mijn grootvader Adolf Menko afgebeeld als lid van de naoorlogse Joodse Opbouw Commissie van de Joodse gemeente Enschede.
Eerder heb ik het leven na de oorlog genoemd: een gewoon leven tegen een zwarte achtergrond. De grote veerkracht van degenen, die de sjoa overleefd hebben vind ik raadselachtig en bewonderenswaardig. Zij hebben de jongere generaties een nieuw leven gegeven.
Fred Menko
Juni 2022
Ga voor de bestelinformatie van het boek Veertien kinderen, de oorlogsgeschiedenis van mijn Joodse familie naar …
In de NRC van 30 april 2022 is het boek van Fred Menko besproken door Kester Freriks:
“De lotgevallen van de familie Menko tijdens en na de Tweede Wereldoorlog zijn minutieus uitgezocht door de kleinzoon van de enige overlevende van het grote gezin. Fred Menko’s boek is een imposant oorlogsdocument”.