Lezing door Manja Pach in het Etty Hillesum Centrum tijdens de Medienedag 2019 van de Kring.
Waarom dit onderwerp? Het leek het bestuur van de Kring een goed idee om op deze medienedag, op deze plek, aandacht te besteden aan de Deventer Vereniging. Dus ben ik gedoken in de geschiedenis van de “Vereniging tot Vakopleiding van Palestinapioniers.” Ik kende natuurlijk wel een aantal feiten, maar zoals altijd, als je er in duikt, dan komen er veel ook minder bekende aspecten naar voren. Een “Disclaimer” vooraf: ik ben geen expert! Wellicht zijn er onder u die correcties en aanvullingen hebben: dus schroom niet mij te onderbreken.
Allereerst een kleine ode aan dit gebouw (de eerste sjoel van Deventer, 1798-1892, nu het Etty Hillesum Centrum) van hand van één van de gebroeders Cohen: Joseph, de literator, bibliothecaris en…dichter. Van zijn hand is dit gedicht:
Wat mijn verhaal betreft: ik heb zoveel mogelijk gelezen over de Palestinapioniers, maar niet alles. Voor wie zelf meer wil lezen heb ik een litteratuurlijst gemaakt. De meeste publicaties zijn gebaseerd op individuele getuigenissen, die elkaar ook nog al eens tegenspreken. Een uitzondering vormt de studie over het Joodse werkdorp in de Wieringermeer (Nieuwe Sluis). Daarover later mee.
De nadruk ligt op de periode van het interbellum. Helaas is over de periode 1918-1933 relatief weinig (foto)materiaal beschikbaar.
Heel kort iets over de Deventer Joodse geschiedenis. Uit de registers van naamsaanneming weten we dat er in 1811 23 joodse gezinnen (ruim 150 personen) in Deventer geregistreerd stonden. Het waren handelaren, venters, winkeliers, enkele fabrikanten er was een inktfabriek Van Son, en een tapijtfabriek Prins. In de loop van de negentiende eeuw ontstond een bloeiend verenigingsleven. Het aantal Joden groeide tot 500 op een inwoneraantal van Deventer van 25.000. Het gebouw waar we nu zijn (het Etty Hillesum Centrum aan de Roggestraat 3) werd als sjoel te klein, eind negentiende eeuw werd de grote sjoel hiernaast gebouwd, met plaats voor 400 mensen.
In 1942 telde Deventer 492 Nederlandse Joden en 83 buitenlandse Joden (Bron: van Baalen; Pinkas: noemt andere getallen, maar ook een ruimer gebied).
Het zionisme en de hechaloets-beweging
In 1886 publiceerde Theodor Herzl zijn boek Der Judenstaat. Het begin van de zionistische beweging – gebaseerd op de gedachte dat het antisemitisme onuitroeibaar is en dat “het joodse probleem” alleen kon worden opgelost door de terugkeer van het joodse volk naar Palestina en de vestiging van een zelfstandige joodse staat. In Nederland werd in 1899 de Nederlandse Zionistenbond opgericht. Lang niet alle Joden stonden achter de uitgangspunten van die beweging. Veel orthodoxe joden vonden de stichting van een joodse staat in strijd met de joodse toekomstverwachtingen. Met terugkeer naar Palestina moet gewacht worden totdat de Messias zou zijn teruggekeerd.
Anderen achtten het streven naar een joodse gemeenschap in Palestina onverenigbaar met de vaderlandsliefde tot het land van inwoning. Socialistische en communistische Joden waren mening dat het verdwijnen van de kapitalistische klassentegenstellingen aan alle problemen, dus ook het joodse, een eind zou maken. En verder waren alle tegenstanders binnen joodse kring het erover eens, dat het zionisme het antisemitisme juist stimuleerde, door de nadrukkelijke aandacht voor een éénzijdige politieke oplossing waarop alle joden zich als groep zouden moeten oriënteren.
Binnen of naast de zionistische beweging ontstond – na de pogroms van het eind van de negentiende eeuw in Rusland – de HeChaloets-beweging. De chaloetsim, de voorhoede, de pioniers zouden terugkeren naar Erets Jisraël. Natuurlijk was er ook een andere richting: niet naar Erets, maar naar de USA zouden de Joden moeten gaan. Aan deze Hechaloets-beweging is de naam van Menachem Ussiskin verbonden (1904 socialistisch georienteerd). Na WOI was Josef Trumpeldor een belangrijk pionier van deze beweging. In 1933 had deze beweging 83.000 leden in USA, Cuba, Irak, Zuid Afrika, Polen en Duitsland.
Jozua 6:12, 13: De volgende dag stond Jehosjoea in alle vroegte op. De priesters namen de ark van de Eeuwige op, de zeven priesters met de zeven ramshoorns trokken al blazend op de hoorns voor de ark van de eeuwige uit, de voorhoede ging voor hen uit en de rest van het volk kwam achter de ark van de Eeuwige.
Overigens waren deze gedachten niet helemaal nieuw: voorlopers in de negentiende eeuw waren de zg. Pekidiem en Amarcaliem (ambtenaren en opzichters van de heilige steden); zij waren financiers van de Joodse gemeenschappen in Palestina.
Grensverenigingen
De pogroms in Oost-Europa eind negentiende, begin twintigste eeuw maakten dat veel Joden op de vlucht sloegen. Zij reisden per trein naar de havens van Amsterdam en Rotterdam om in te schepen naar USA. Op verschillende plaatsen in het Duitse grensgebied werden “Grensverenigingen” opgericht, om vluchtelingen op te vangen. In Deventer was het David Cohen die in 1902 de Grensvereniging voor Emigranten oprichtte die tot doel had joodse emigranten aan het station ‘wat troost te bieden door hun thee of water mee te geven en een woord met hen te spreken’. (Bron: Joods leven in Deventer en omstreken, Henk van Baalen, 2007.)
In haar boek “Vorig jaar in Jeruzalem” citeert Lisette Lewing de bekende socialistische en zionistische voorman A.B.Kleerekoper: “In Deventer heb ik ze gezien om half vijf ’s middags, aan het kleine station van de Hollandse Spoor.” Zo beschrijft Kleerekoper in zijn Zionistisch schetsboek de aankomst van de joodse vluchtelingen. “Aan het achtereinde van de trein, die dan binnen daverde met eerste-tweede-derde klasse wagens, zag je ze aanrollen, meestal twee logge wagons, fel rood beschilderd, als vloekend tegen de geel-zonnige dag, en met ‘n IV op de deuren, wat je niet ziet in Holland. Somtijds waren het vervallen veewagens, waarvan de kleine raampjes hoog-boven openstonden; vieze kinderkopjes keken er al doorheen. In die achterste wagons, die er vreemd áánhingen, hokten bij die hongerige hoopen, opeengepakt en kleverig, de lieden, die nergens thuis zijn….die daar dagelijks voorbijkomen, al jaren lang, áltijd nieuwe voorraad, zonder einddoel van hun trekken”.
Hij klimt de trein in, ziet moeders met kinderen aan de borst, kinderen met kinderen op de armen, grijsaards “die den langen baard in den vuist hielden en onverstaanbaar stamelen”, zieken “languit op de grond, het hoofd op de jas van een reisgenoot, op ’t gezicht de doffe trekken van wachten op het einde. En ik heb ééne vrouw gezien….maar er zijn dingen, die men niet vertellen kan, al zou ’t een zegen zijn, ’n weldaad voor de mensen, zo ieder ze wist.”
“Zodra de trein stond, kwam een troepje jongelui het perron op, met emmers water en drinkkroezen in de hand, om toe te treden op de have-lozen. Dan werd er geschonken en ketels gevuld, druk gevraagd en gepraat, aangemoedigd en gedankt, gehuild en getroost. Het was een groepje Zionisten uit de stad, dat zich tot die hulp dagelijks gereed houdt, wat op meerdere plaatsen in den lande het geval is”.
Ongetwijfeld waren bij dat “troepje jongelui” de memorabele gebroeders Ru(dolf), Chi (Eli, lees Izaak) Josef en David Cohen.
De meubelzaak van het gezin Cohen in de Lange B.
Hartog en Rebecca Cohen kregen tussen 1882 en 1894 vijf zonen en een dochtertje:
Hartog (Herman) Cohen (1844-1906) x Rebecca van Essen (1851-1936)
David (Deventer 1882-Amsterdam 1967; hoogleraar oude geschiedenis en Romeinse antiquiteiten GU Amsterdam)
Izaak (Chi) (Deventer 1884-Bergen-Belsen 1944, jurist)
Joseph (Deventer 1886-Groningen 1965, bibliothecaris en literator)
Jacques (Deventer 1888–Westerbork 1944, meubelhandelaar)
Ru(dolf) (Deventer 1889-Bergen-Belsen 1945, meubelhandelaar)
Hesselina (Liene) (Deventer 1894-Israël 2017, lerares Duits)
Amos van Gelder kleinzoon van Liene vertelt dat zijn oma na de oorlog nooit meer Duitse les wilde geven.
Chaloetsim in Deventer
In zijn in 1995 verschenen boek “Jood in Palestina” schrijft Herman Cohen, zoon van David Cohen: “Ru Cohen, een broer van mijn vader, was in Deventer geboren en daar ook gebleven. Met zijn gezin bewoonde hij in een groot huis aan de Sandrasteeg: een oeroud patriciërshuis met twee grote, oude, ommuurde sprookjestuinen. Ik had er, als klein kind al, ontelbare malen gelogeerd en er onvergetelijke vakanties doorgebracht. Van mijn vele ooms was Ru degene met wie ik me het meest verbonden voelde. Hij was kunstenaar met hart en ziel. Hij ontwierp zelf de meubels die hij in zijn meubelzaak verkocht. Een lange, tengere man, introvert, zwijgzaam en met het voorkomen van een dromer. Zoals bijna alle broers van mijn vader was hij vurig zionist. Maar het merkwaardige was dat nu juist deze stille, romantische oom van mij onder al die spraakzame, debatterende, theoretiserende Nederlandse Zionisten de meest creatieve figuur was: daadkrachtig en met al zijn energie gericht op de praktijk. Hij had zichzelf tot taak gesteld om jonge zionisten op te leiden tot capabele werkkrachten, in staat om daarginds in de Kiboetsim het land te ontginnen en te bebouwen. Daartoe had hij de “Deventer Vereniging” opgericht, een vereniging, die bestond uit hemzelf en zijn vrouw, mijn tante Eva. Vanuit hun huiskamer, tevens kantoor, coördineerden zij samen in hun vrije tijd de vakopleiding van een paar honderd chaloetsim of “pioniers”, zoals we ze noemden: jonge mensen die van plan waren op alija te gaan en daartoe een vak wilden leren.
Wie naar Erets Jisrael wilde emigreren, moest een grondige opleiding hebben in één van de twee vakken waar het land behoefte aan had: landbouw en techniek. Hachsjara noemden we zo’n opleiding, die minstens vier jaar duurde. Vier jaar zwaar werk op een boerderij, daar kwam het op neer En nu waren het Ru en Eva die, geholpen door een aantal vrijwilligers, de boeren wisten te vinden die bereid waren jongens en meisjes die nooit met hun handen gewerkt hadden het vak te leren. Op den duur stroomden er van alle kanten, en zelfs uit Duitsland, Oostenrijk en Tsjechoslowakije mensen toe, die dankzij de Deventer Vereniging bij boeren in Gelderland en Overijssel koeien leerden melken en aardappelen leerden rooien. Zo werd het huis aan de Sandrasteeg geleidelijk aan een schakel tussen de beroepsopleiding in West-Europa en de beroepsuitoefening in Palestina. Het werd een geliefd trefpunt voor de Chaloetsim: ze kwamen er graag, altijd zeker van een goed advies, een warme ontvangst en zo nodig zelfs een onderdak in één van de talloze slaapkamers.
De start was 1918 in Deventer met een groep Joodse deserteurs uit Galicië. Deze mensen werden ondergebracht bij boeren in de omgeving van Deventer. In oktober 1919 waren er al 26 chaloetsim, allen uit Oost Europa.
Van Baalen (127) schrijft dat het aanvankelijk niet eenvoudig was om goede “stageplekken”te vinden. De boeren kenden genoeg Joden die konden handeldrijven, maar “’n jeude die wol werken”, daarin hadden ze geen fiducie. Later werden de jongelui verdeeld over nieuwe centra: Marum, Twello, Sloten en Winterswijk.
Ru Cohen en zijn vrouw Eva Cohen-Königsberger waren in 1918 de oprichters van de Deventer Vereniging tot Vakopleiding van Palestinapioniers. Eva Königsberger studeerde van 1909 tot 1917 rechten aan de Universiteit van Amsterdam. Zij promoveerde op 4 december 1917 tot doctor in de Rechtswetenschap. Haar juridische scholing kwam goed van pas bij het regelen van de positie van de vluchtelingen en emigranten.
Aan de Papenstraat, hoek Ankersteeg, stond gebouw “De Korenbloem”, enige tijd geexploiteerd als geheelonthouderskoffiehuis. Hier vonden de chaloetsim op sjabbat onderdak, ze studeerden er (Hebreeuws in elk geval) en ze debatteerden ongetwijfeld over hun toekomst. Enkelen vonden er ook enige tijd een woonplek, o.a. Hans Mogendorff/Nathan Mageen, die erover schrijft in zijn herinneringen: “Van Zonsondergang tot de Dageraad.” Hij noemde ook de namen van de mensen op de foto van 1940, genomen op het dak van het Beth Chaloets:
Eerste rij Albert Berger, Ernst Hermann Cohen, Harald Simon, Heinz Feldmann, Lilly Dreyfuss
Tweede rij: Leni Rosen, Herbert Levy, ? , Bubie Pinkus, achter hem Hede Gotthelf
Derde rij: Max Windmuller, Schraga Engel, Schmuel Rotschild, ?? Werner Bendorf, Norbert Klein
Drie in het midden van de vierde rij: Heinz Meierstein, Werner Hirschfeld, Isak Leuvenberg
(opgave van Hans Mogendorff/ Nathan Mageen)
In 1986 is op initiatief van enkele buurtbewoners een herinneringsplaquette op het nieuw gebouwde huis aangebracht. In de afgelopen maanden is deze plaquette gerestaureerd -opnieuw een buurtinitiatief- en afgelopen woensdag door de wethouder van cultuur plechtig “heronthuld”. Zo is deze geschiedenis onderdeel van “het Deventer verhaal” geworden.
Een van de Chaloetsim was Sam Rotstein: hij kwam als PP naar Deventer; dook onder in Zalk en leerde daar Klazien kennen. Ze trouwden na de oorlog; hij werd gereformeerd.
Werner Stertzenbach
We maken een uitstapje: naar de Wieringermeer, het Joodse Werkdorp Nieuwe Sluis. Ik noemde al de gedegen studie van Stegeman en Vorsteveld, uit 1983, uitgave van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders. Het Werkdorp had een andere opzet dan de Deventer Vereniging; het was tot standgekomen om de grote stroom vluchtelingen uit Duitsland op te vangen. Uitgangspunt was dat deze mensen Nederland weer zouden moeten verlaten, maar daarvoor wel een vakopleiding kregen aangeboden. Emigratie naar Palestina kon, maar ook naar diverse landen in Zuid Amerika, de USA en zelfs naar de Sovjet Unie werd overwogen. Dat laatste met name op verzoek van een aantal communisten, waaronder Werner Stertzenbach. mijn vader… Hij heeft foto’s gemaakt van de eerste steenlegging in 1935 en ook het gemeenschapshuis. Hij leerde er metselen, en maakte zijn “meesterboog” in dit gemeenschapshuis.
Werner Stertzenbach was in 1933 uit Duitsland gevlucht en werd ondergebracht in het Emigrantenheim in de Sarphatistraat in Amsterdam. Hij had, zoals vele andere “werkdorpers” nooit de ambitie gekoesterd naar Palestina te emigreren. Hij wilde zo dicht mogelijk bij Duitsland blijven om daar, zodra de mogelijkheid zich voordeed, een “beter” Duitsland mee te helpen opbouwen. Hij schreef, samen met enkele andere communisten, in een werkdorpkrant, o.a. over hun ideeën. Dit was tegen de zin van de zionistische leiding. Zij waren bezorgd dat deze politieke uitingen een gevaar zouden kunnen vormen voor het gehele werkdorp. De Nederlandse regering had tamelijk strikte eisen gesteld aan de toestemming om het werkdorp in stand te houden. In 1936 ontstond een conflict hierover met de leiding, dat tot zijn uitzetting uit het werkdorp, en later uit Nederland, leidde. Maar dat is een ander verhaal.
Verschillen Deventer Vereniging / Wieringermeer
De Deventer Vereniging had de “Einzelhachshara”, de individuele hachsjara als uitgangspunt. De chaloetsim werden individueel bij boeren of andere opleiders ondergebracht. Dat gebeurde op verschillende plaatsen in Nederland met als zwaartepunten in de opleiding de landbouw en veelteelt en huishouding. De chaloetsim werden alleen opgeleid voor emigratie naar Palestina.
Het Joods Werkdorp in de Wieringermee daarentegen was een soort polder-kibboets. Er was een smederij, een kalverstal, een zuivelfabriekje, een naaikamer, een imkerij, een ganzenkooi, een gymnastiekbarak en het gehele werkdorp werd door de chaloetsim zelf opgebouwd, waarbij ze dus ook alle onderdelen van het bouwproces onder de knie kregen. In de jaren 1934-1939 verbleven er ongeveer 150 chaloetsim; na de Kristallnacht waren het er 300. Emigratie werd niet alleen gefaciliteerd naar Palestina, maar ook naar Noord- en Zuid-amerika, Afrika, Noordwest-Europa, Zuid- en Oost-Europa, Australië en Nieuw-Zeeland, en zelfs terugkeer naar Duitsland. (Bron: Stegeman en Vorsteveld, 1983, p.107)
Tussen “Deventer” en “Wieringermeer” bestond rivaliteit. Ru Cohen had ideologische bezwaren: lang niet alle jonge pioniers in opleiding wilden naar Palestina, sommigen dachten aan Noord- of Zuid-Amerika. Ook vond hij dat het werkdorp in vergelijking met andere opleidingscentra onevenredig veel financiële steun en erkenning kreeg. Op zijn beurt vond “Wieringermeer” dat de Cohens te veel macht hadden in de verdeling van de certificaten.
In de nieuwe polder vond niet iedereen het werkdorp een aanwinst. “De Joden, verblijvende in het Jodenkamp in de Wieringermeer vond ik duister tuig, omdat het mij bekend was, dat zij, zowel mannen als vrouwen, ’s zondags op een onbehoorlijke wijze zonnebaden namen”, verwoordde de NSB-boerenleider Jan Saal na de oorlog de wrok. “Bovendien namen de “buitenlanders grond in beslag dat de boeren zelf wilden hebben”.
Over het gehele land verspreid waren chaloetsim in opleiding; zo waren er opleidingen in Gouda, Eindhoven, Laag Keppel, Apeldoornse bos, Loosdrecht (Jeugd-alija,Paviljoen Loosdrechtse Rade), Enschede (Haimers Esch, Agoedat Jisrael, orthodox-religieus), Elden (bij Arnhem), Marum, en hier vlak bij in Jeugdherberg de Kleine Haar in Gorssel. Van juni 1938 tot maart 1941 verbleven daar 105 jonge chaloetsim. In 1933 richtte de religieuze Mizrachi-beweging twee kibboetsim op in Beverwijk en in Franeker.
Eind 1938-begin 1939 reisden Ru en Eva Cohen naar Palestina om ter plekke te bezien hoe de chaloetsim het maakten en of de opleiding zin had.
Citaat uit het verslag van die reis van Ru Cohen “Ik ben gegaan met de zorg of wel inderdaad ons werk goed is geweest en of ons werk werkelijk resultaat heeft gehad. Mijn bevrediging heb ik hierover al uitgesproken. Ik ben echter teruggekeerd met een veel zwaardere zorg namelijk deze: dat wat onze Vereeniging kan doen, die nooit anders heeft gewild dan practisch de werkcapaciteit te helpen bevorderen, ook wellicht de uitwerking hiervan te leiden met de volledige studie en met het volledig weten van de vele moeilijkheden.” Deventer 10 Februari 1938
Veel chaloetsim waren betrokken bij het verzet tegen de nazi’s en werkten samen met Nederlandse verzetsmensen, zoals Joop Westerweel. Met name de groep die in Loosdrecht was ondergebracht is grotendeels gered. (Bron: De jeugdalijah van het Paviljoen Loosdrechtse Rade, Mirjam Pinkhof) De aantallen overlevers zijn niet bij alle bronnen gelijkluidend: Nathan Mageen spreekt over 393 overlevende van de 716 chaloetsim; Chaia/Ineke Brasz/Presser noemden van 821 chaloetsim, 369 overlevers.
Tijdens de bezetting is het 61 chaloetsim gelukt naar Palestina te komen. Niettemin is duidelijk dat het gemiddeld overlevingspercentage rond de 50% is – veel hoger dus dan van alle Joden. Dan hebben we het over 16%.
Op 15 september 1943 – Ru en zijn gezin waren inmiddels gedwongen naar Amsterdam verhuisd- schreef Ru een brief aan de Verenigde Chaloetsim nu nog werkende in Westerbork. Ik lees een klein stukje daaruit voor: “Begrijpen jullie toch, dat nooit de omstandigheden van een moment een mens de baas mogen worden en dat altijd illusies moeten blijven bestaan voor het betere en dat er nooit een nieuw goed mensengeslacht in Palestina zal kunnen opgroeien wanneer de kern van nu niet aldoor vernieuwd zal worden en als het kan met fris bloed vermengd zal worden. Waarom ik illusies schrijf en niet geloof? Omdat ik meen, geen recht te hebben op dit ogenblik meer te verlangen. Wie geloof heeft is vanzelf sterk en heeft mijn woorden niet nodig. Twijfel niet aan de waarde van mensen, ook al tref je maar 1 mens op de honderd, die je tegenkomt. Ieder mens is een samenstel van goed en kwaad. En het goede is nu verborgen en komt weer boven, zodra betere tijden de mens weer kunnen beïnvloeden. Sterk te zijn in tijden als deze is een kunst, geloof te houden is een geluk, illusies houden is een veiligheid.”
Eén week eerder was de familie Hillesum vanuit Westerbork op transport naar Auschwitz gegaan. Opmerkelijk is, hoe sterk de formuleringen van Ru hier gelijkenis vertonen met gedachten die Etty heeft opgeschreven. Ik hoef alleen maar op de tekst op de muur hier te wijzen: “de omstandigheden, de goede en de slechte, moet men aanvaarden, wat niet belemmert dat men zijn leven er aan kan wijden de slechte te verbeteren”. Ik sluit af met de dichtregel van de Oekraiense dichter Bialik: Ieder heeft zoveel hemel boven zijn hoofd als hij grond onder de voeten heeft. Dit staat oorspronkelijk boven de brief die ik van Judith Koelemeijer kreeg, een brief van Ru Cohen aan Christine van Nooten, lerares aan het gymnasium hier in Deventer (en een goede vriendin van vader Hillesum en ook van Etty).
Ru en Eva zouden in Bergen Belsen in resp. februari 1945 en oktober 1944 aan de geleden ontberingen bezwijken. Op 11 december 1960 is op de Joodse begraafplaats hier in Deventer een steen geplaatst op initiatief van David ter herinnering aan Izaak, Jacob en Ru Cohen en hun familieleden Gertrud Cohen, Ernst Herman, Eva en Rachel Rita: Bemind van lieflijk bij hun leven en in hun dood niet gescheiden. (Van Baalen 126)
Na de bevrijding is in een huis van familie Zendijk aan de Noordenbergsingel nog enkele jaren een Beth Chaloets geweest (1945-1948), aanvankelijk geleid door Hes Cohen, de dochter van Ru en Eva, tot aan haar vertrek naar Israël. Daarna had Hans Mogendorff – Nathan Mageen de leiding tot 1947.
Litteratuurlijst
Algemene Joodse geschiedenis en Joden in Deventer
Joods Leven, Deventer en Omstreken, Henk van Baalen, 2007
Pinkas, Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, Joseph Michman, Hartog Beem, Dan Michman, Uitg.Contact, 1999
Canon van 700 jaar Joods Nederland, Tirtsah Levie Bernfeld en Bart Wallet, JMW en Joods Educatief Centrum ‘Crescas’,
De kleine verschillen die het leven uitmaken, een historische studie naar joodse sociaal-democraten en socialistisch-zionisten in Nederland, Evelien Gans, Vassalucci Amsterdam, 2002
Jaap en Ischa Meijer, Een joodse geschiedenis, 1912-1956, Evelien Gans, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2008
Joods verzet, Jac.van de Kar, Stadsdrukkerij van Amsterdam, 1981
Joods (digitaal) monument.
Palestina-pioniers
Vorig jaar in Jeruzalem, Israel en de Palestinapioniers, Lisette Lewin, Nijgh en Van Ditmar, 1996
Van Zonsondergang tot dageraad, Nathan Mageen (Hans Mogendorff) 2003. Eigen uitgave, vertaald uit het Hebreeuws
De Joden van de Kleine Haar te Gorssel, Een groep Pastina-pioniers, S.Laansma, 1986, Zutphen
De jeugdalijah van het Paviljoen Loosdrechtse Rade, samengesteld door Mirjam Pinkhof, Uitg.Verloren, 1998
Palestinapioniers in Twente, 1933-1945, Een vergeten hoofdstuk, L.F.van Zuylen
Het Joodse werkdorp in de Wieringermeer 1934-1941, Drs.H.B.J.Stegeman en dres.J.P.Vorsteveld, De Walburg Pers, 1983
‘Palestinapioniers in Nederland’, Daniël Metz, Misjpoge 2007-3
Joodse vluchtelingen in Deventer 1933-1943, Herman Vrielink, website Etty Hillesum Centrum
Familie Cohen
Rome, Athene, Jeruzalem, Leven en werk van Prof. dr. David Cohen, Piet Schrijvers, Historische Uitgeverij, 2000
Joseph Cohen, literator en bibliothecaris, Doeke Sijens, Openbare Bibliotheek Groningen, 1987