door Ze’ev Bar
In mijn dagboek van maart 1970 uit kibboets Beth Haemek lees ik over het gezellige poeriemfeest voor de kinderen en hun ouders in Mitchi’s peuterschooltje. Het thema was de grote winterwortel van Opa Eliezer, in het Hebreeuws rijmend “Ha-Gezer van Saba Eliezer”. Die opa zaaide ooit een winterwortel, die zulk een grote peen werd dat hij hem met geen mogelijkheid uit de grond kreeg. “Hij wrikte naar links, hij wrikte naar rechts, maar de peen bleef onbeweeglijk in de grond zitten”. Benieuwd hoe het verhaal verder gaat?
Welnu, opoe komt erbij en trekt aan opa Eliezer, papa trekt aan opoe, enz., enz. Enfin, ik was de peen en Joe was opa Eliezer. Daarom droeg ik een koksmuts met groene bladeren en een oranje schort, Joe een pet, een bril en een baard. Het versje werd in 1910 gepubliceerd door Levin Kipnis, die op 13-jarige leeftijd zijn eerste kinderversje schreef op de zolder van zijn ouderlijk huis in de Oekraine. In 1978 ontving hij de gelauwerde Israel Prijs “voor zijn levenswerk voor de ontwikkeling van Hebreeuwse kinderliteratuur”.
Op 15 februari 1977 verscheen een Israelische postzegel ter ere van de vele vrijwilligers, jongelui uit de hele wereld, die vooral na de Zesdaagse Oorlog in 1967 in de kibboetsiem kwamen werken. De afbeelding toont Saba Eliezer en zijn helpers, trekkend aan de peen. Op de tab staat “Het volk te hulpe! – Waarmee? – Vraag niet, met wat ook! – Met wie? – zoek niet uit, wie maar komt!’, regels uit het beroemde gedicht van Chaim Nachman Bialik uit 1899. Het Eerste Zionistencongres, dat Theodor Herzl in 1897 in Basel bijeenbracht kwam als gevolg van hevige pogroms en werd door veel Russische Joden met messiaanse hoop begroet. Bialik hield Herzl aanvankelijk voor een valse messias. kort daarna kwam hij onder indruk van de heroische geest van de eerste pioniers.
Wie het allemaal zien en horen wil, kijke op het Internet naar de talrijke versies van “Saba Eliezer”.