Ze’ev Bar over Hebreeuwse familienamen van Nederlandse Joden
Toen Joden uit Oost-Europa zich in ons land vestigden brachten ze vreemde namen in hun bagage mee. Sommigen werden als vanzelf Nederlands: Moischel (Moosje) werd Mossel, Herschel Heertje, Borensztajn Barnsteen, Eisenmann Azijnman, Kurt Koord, Fischel (kleine Ephraim, zie Misjpoge 13:113-116) Vissel, Aronson Erwteman.
In de jaren 1811/26 behielden velen hun vreemde namen zoals Gassan, Melamed, Souget, Dreyfuss, Sammes, Koppel (kleine Jacob, Jaapje) of vertaalden deze resp. tot Voorzanger, Onderwijzer, Slagter, Drievoet, Koster, Koopman.
Ook oorspronkelijke Nederlandse namen werden bedacht: Aardewerk, Augurkjesman, Barbier, Bonnettenmaker, Ziekenoppasser, Troost, Broekman, Brilleslijper, Flesseman, Schijveschuurder, Bierman. Uyekruyer, met daarachter menig verhaal. Achter Spetter schuilt het oud-Duitse woord ‘Spett’ voor vod (hij is dus een voddeman); Schimmel komt van Schimmel (kleine Simon), Klasser is een acroniem van ‘kl’ezmer’ (muzikant), Veterman en Vedder waren schrijvers (Feder), Kozijn kwam uit Kozin (een plaats in Volhynia in Rusland), Troost werd verleend door Nachman (Nachoem) de trooster, Broekman was de zoon van Baruch, Bril is een acroniem van ‘ben reb Jehuda Laib’, Drievoet gaat via bovengenoemde Dreyfuss (Trijbits) terug naar Treves, de Franse naam voor Trier; Flesseman had niets met Flessen, maar met vlees (vgl. het Jiddisje Fleesch, het Duitse Fleisch); Bierman was de zoon van Ber (de bijbelse Issaschar; zie Misjpoge, 25:60-62).
Een soortgelijke, bewuste assimiltatie onder Hollandse immigranten in Israël besprak ik uitgebreid in Misjpoge,V:96-97; 6:13-15, 43-50).
Hierna volgen op alfabetische volgorde de Nederlandse namen en de door mij verzamelde Hebreeuwse familienamen, die in Israël werden aangenomen. Zo mogelijk met enig commentaar, zonder met de betreffende personen te hebben overlegd:
Aa – AGAM (meer);
Adelberg – SAGI (verheven);
Adelsbergen – URIEL (verheven aartsengel);
Aluin – ALON (a-l-n; eik);
van Amerongen – ARNON (a-r-n-n; naam van rivier in Israel); AMRAM (a-m-r; Bijbelse eigennaam, “machtig volk”;
Aptroot – EFRATI (f=p-r-t; uit Ephraim);
Araten – ASHBOREN (laagland);
Bartels – BARTAL (uit de dauw);
Bartfeld – BAR (graan, eerlijk, wild);
van Blankenstein – EVEN-ZOHAR (edelsteen);
Blazer – SEDAN (aambeeld);
Cauveren – AVI-TSEDEK (mijn vader is mijn rots);
Citroen – CIDOR (klankassociatie verwant met cider); CETER (c-t-r; schuilplaats);
van Coevorden – SHIMONI (Simons);
Coronel – KOREN (k-r-n; stralend);
van Creveld – SADEH (veld);
Dasberg – DVIR (het allerheiligste), TIDHAR (bijbelse boom);
Denneboom – OREN (den);
van Dijk – ALEXANDER;
Duizend – DOTAN (sterk);
van Esso – BEN ASSA (b=v-n-s-s; zoon van Asa, genezer);
Evers – BEN PERACH (zoon van een bloem, zoon van Bloeme (van Embden!);
Feraro – BARZILAI (ijzerman);
Flesschedrager – PELEG (f=p-l-g; beek);
Frankenhuis – PAZ (goud); MORAG ( dorsplank);
van Gelder – GALDOR (g-l-d; berg van licht); BEN HELED (b=v-l-d; kind op deze aarde in.tegenstelling tot het hiernamaals);
Godschalk – GODESH (g-d-s; overvloed );
Gokkes – CHOEKAT (g=ch-k-t=s; Gokkie is een roepnaam van Jitschak, Izaak. Het is ook de naam van een portie uit de Thora , Num 19.1 – 22.1);
Goudeket – DEKEL (palmboom);
Goudsmit – ZEHAVI (gouden);
Goudstikker – GIDRON (g-d-r; van het hek);
Grajower — GAL EL (uit God voortgebracht);
Groenman – GOLAN (gebergte in Israel);
de Groot – ATSMON (machtig); SAGI (verheven);
Hammelburg – ZURIEL (God is mijn rots); DOVRAT (vlot);
Hartog – HARTUV (h-r-t; goede berg);
Hertz – BEN LEV (hartekind);
van der Hoeden – HOD (pracht);
Israels – YISRAELI;
Jacobson – BEN YAAKOV;
de Jong – YINNON (werkwoordstam, die slechts eenmaal in de Bijbel voorkomt: Ps.82:17, aangenomen betekenis ‘hij zal voortbestaan’); YANNAI (Bijbelse naam);
Kahn – YAARI COHEN (boskundige, studeerde in Wageningen);
Kamp – INBAR (barnsteen. Ralph wilde de naam ‘kamp’ niet in het Hebreeuws vertalen vanwege de associatie…pers.med.);
Klerekoper – BAR DAROMA (zuiderling);
Kransen – CARAN (c-r-n ; blazer, ook stralend);
Kretz – KEREN (straal);
Krukziener – HAZON (visioen);
de Leeuw – LAVI (leeuw); DOLAV (d-l-v=w; plataan);
Litten – LOTAN (l-t-n; bijbelse naam in Gen.36:20, “verhulling”);
Leuvenberg – LAVI (leeuw);
Melkman – MICHMAN (m-k=c-m-n; verborgen schat);
Menco – MAN (manna);
Mok – MOKED (mijn);
van Moppes – SARIG (twijg, vooral van een wijnstok);
Obstfeld – ESHED (waterval);
Oppenheimer – OFAN (o-f=p-n; wiel);
Ossedrijver – HEKTIN ( bescheiden);
Philipson – ARMON (paleis, met de letters p-l-s!);
Polak – PORAT (ontleend aan Jakobs zegen voor zijn zoon Joseph (Gen.42:22): “Joseph is gelijk een jonge wijnstok”); PELED (staal);
Praeger – PRIGAL (p-r-g; uit de golven. Was Nederlands consul te Elath en kreeg van de koningin toestemming voor naamswijziging);
Premsela – PERATH (bron Ein Fara bij Jeruzalem);
Pruijm – KENAN (Kanaaniet);
Reichenberger – MEIRI (Meijers);
Reiner – RINAT (gejubel);
van der Rhoer – BEN DROR (b=v-n-d-r-r; vrij mens);
Rosenberg – SHOSHAN (lelie; abusievelijk voor ‘roos’ gehouden);
Rothgiesser – ARAD (r-d; brons, woonde in de stad Arad);
Rozelaar – RAZ’EL (r-z-l; gods geheim);
Rozendaal – MISHORI (van de vlakte);
Rudelsheim – RE’EM (r-e-e-m; donder);
Schijvenschuurder – SHIBOLET (garf);
Schnitseler – SHENHAR (sh-n-r; rotspunt);
Slijper – SHELACH (bevloeid land);
van der Sluis – SHALISH (s-l-s; adjudant), BEN EFRAIM;
Snuyff – NOF (n-f; landschap);
Spangenthal – SHATAL (s-t-l; planter);
Speijer – SAPIR (s-p=f-r; saffier);
Spier – SAPIR; Stopper – SHAPIR (s-p-r; goed, mooi),SAPIR (saffier);
Straschnov – NEVO (n-v=b; de berg Nebo, van waar Mozes het land mocht aanschouwen);
van Straten – Naveh (mooi);
Toff – TOV (goed);
Troostwijk -HERMONI (van het Hermon-gebergte);
van der Ven – AGMON (meertje);
Visser – DEGANI (van het graan; met het Hebreeuwse woord voor vis);
Vleeschhouwer – SA’AR (storm); PELES (p=f-l-s; weegschaal);
van Vlijmen – BEN PELI (wonderkind);
de Vries – BEN PERAZ (p=f-r-s; van de wijde vlakte);
Wagenaar – GANOR (g-n-r; tuin van licht);
Wertheim – VARDI (w-r-t; roos);
Wijler – HAZON (visioen);
Wolff – MAOR (licht);
Wurms – COHEN;
Ziekenoppasser – BEN YAAKOV;
van Zuiden – DROMI (zuiderling);
Zwaneweber – ZANBAR (n-b-r; gember).
Conclusie: Nederlandse immigranten namen in Israël Hebreeuwse namen aan waaruit trots en liefde voor het land spreken, maar ook weemoed naar hun afkomst.